In gesprek met rouwexpert en psychiater Uus Knops: "Als trooster hebben we soms schrik om het fout te doen"

Inspiratie voor vrijwilligers

Iemand verliezen, het is iets waar we jammer genoeg allemaal mee geconfronteerd worden. Rouw is rauw en pijnlijk, en als naaste zouden we niets liever doen dan troost bieden en de pijn wegnemen. Maar dat kan niet.

We gingen in gesprek met Uus Knops, psychiater, cognitief gedragstherapeut en verlies- en rouwdeskundige. Ze verloor zelf haar broer Casper, nadat hij achttien jaar geleden vermist raakte tijdens een reis in Venezuela. Ze schreef een boek over de maandenlange zoektocht en haar rouwproces. Sindsdien verweeft ze haar persoonlijke en haar professionele ervaring om ons te informeren en te inspireren over rouw en troost.

Lees je dit artikel liever in magazine-vorm? Download hier deze editie van ons tijdschrift Vitamine C.

Dag Uus, we zitten hier bij het Onument in Drongen. Wat is dat precies, een Onument?

Het is eigenlijk gewoon het woord ‘monument’, maar dan zonder de eerste letter M. De O als beginletter staat voor ons voor openheid, voor een meer open manier van rouwen. Met deze Onumenten willen we mensen uitnodigen om niet alleen maar thuis, op zichzelf te rouwen. Dat zal er altijd voor een stuk bij horen, maar hier willen we de hand reiken, samen met anderen in verbinding rouwen, herdenken, herinneringen ophalen, of gewoon in stilte samenzijn.

Hoe is het idee voor deze plek gegroeid?

We merkten vooral tijdens corona op dat er nog weinig plekken zijn waar we samenkomen als rouwende mensen. ‘We’ zijn ik en een drietal gelijkgestemden. Alles ging heel erg over afstand, maar rouw vraagt net nabijheid. Dat kon natuurlijk niet in de coronaperiode, maar we begonnen wel na te denken over waar die plek zou kunnen zijn als de afstandsregels er niet meer zouden zijn.  Vroeger waren dat eerder religieuze plekken zoals de kerk, niet alleen tijdens de begrafenis maar bijvoorbeeld ook op zondagochtend. Voor veel mensen was er niet meer echt zo’n plaats.

Zo is de bal aan het rollen gegaan en intussen zijn er vier Onumenten. Eerst in Kortrijk, dan volgde Drongen en tenslotte kwamen er ook Onumenten in Lommel en Aarschot met elk hun eigenheid, naargelang de plek. Dit jaar volgen ook Brussel en Leuven nog!

Er mist dus ruimte voor dood en verlies in onze samenleving. Toch lijkt er in toenemende mate aandacht voor te zijn. Merk je een verandering in hoe we met rouw omgaan?

Mensen noemen het een rouwrevolutie. Ik ben geen voorstander van die term, maar ik denk wel dat er een evolutie bezig is. Rouwen en afscheid nemen mag persoonlijker, esthetischer en duurzamer zijn. Drie mooie evoluties, die vooral deel uitmaken van het afscheidsproces en de uitvaart. Er is ook meer aandacht voor vragen als: hoe kan je rouwen, hoe kan je je rouw kenbaar maken? Hoe kan je troosten? Hoe kan je die verbinding opzoeken in een maatschappij die de laatste decennia toch steeds individualistischer is geworden?

Merk je de effecten van dat individualistische als psychiater?

Ik zie beiden: ik zie mensen die goed opgevangen worden die ervaren welke helende kracht een sociaal netwerk heeft. Mensen die weten dat zoiets goed gaat zijn voor hen en die weten dat ze niet alleen passief moeten wachten op hulp vanuit de omgeving, maar weten dat ze ook zelf mogen uitreiken.  Toch zijn er ook nog altijd mensen die veel last hebben van de stilte rond hen, van wat we handelingsverlegenheid noemen. Mensen die afwezigheid ervaren in hun vrienden- of familiekring, zeker na verloop van tijd.

We zijn eigenlijk heel feitelijke mensen als iemand ziek is of een overlijden heeft meegemaakt. Zelfs wanneer we een vriendin terugzien na haar vakantie, stellen we vragen als: “Waar ben je heen geweest? Ben je met de auto geweest? Hoe lang ben je weggeweest?” We zitten heel snel in die praktische modus. Bij goede vrienden vragen we ook “en was het eigenlijk tof? Heb je ervan genoten?” Bij rouw en dood is dat niet anders. We beginnen met vragen, “en hoe oud was die dan? Was die al lang ziek? Heeft hij fel afgezien? Hoe zit het met de begrafenis?”

Ik wijs niemand met de vinger, het zit in ons om erg praktische vragen te stellen. Maar bij velen stopt het dan, eens ze de feiten weten. Terwijl mensen vaak net nood hebben aan die andere vragen, om te vertellen over die niet-praktische dingen. Dat ze zich bijvoorbeeld wel opgelucht voelen na een overlijden omdat ze hun geliefde liever niet zagen lijden, of dat ze het zo moeilijk hebben iedere ochtend uit bed te komen. Dat zijn ook de gesprekken die iemand wil voeren. En die zijn vaak een beetje moeizaam. Ik denk dat die ook altijd een beetje moeizaam gaan blijven, welke tips je ook krijgt of volgt, dus je moet het als mens of trooster ook aankunnen om zo’n gesprek te voeren.

Mensen willen vaak dingen oplossen of wegnemen wanneer we iemand willen troosten. Bij rouw kan dat niet. Hoe kan troost eruitzien bij rouw?

Het is vooral belangrijk om te accepteren dat je dit niet kan oplossen. Want wat niet troostend is, zijn pogingen om het op te lossen met uitspraken als: “Ja, maar je hebt nog je andere kinderen!” of “Hij heeft toch een schone leeftijd gehaald”. Op dat moment wil je dat niet horen als persoon in rouw. Erkenning geven voor het ontroostbare, het onoplosbare, voor het onrechtvaardige gevoel, voor de pijn, voor het gemis is essentieel en kan op zich al heel troostend zijn voor mensen. En dan samen op zoek gaan, want ook de rouwende weet niet altijd wat kan helpen. Dat hangt af van je persoonlijkheid, van je ervaringen, maar ook van het moment.

Troost kan evolueren of variëren in de loop van de tijd. Net zoals we intussen weten dat rouw zo uniek is als onze vingerafdruk, zoals Manu Keirse zegt. Jouw rouw is jouw rouw, zeg ik dan. Maar we mogen niet vergeten dat troosten of getroost worden ook heel uniek is. Er is niet een slogan of een manier die voor iedereen helpt. Als trooster hebben we soms schrik om het fout te doen en denken we dat we dan maar beter niets doen. Toch is het net heel troostend en waardevol om het niet te weten maar toch samen op zoek te gaan. Samen op een bankje zitten en mee zuchten, mee in de pijn durven zitten. De Onumenten hebben niet voor niks een bankvorm. Het is niet de bedoeling dat je de andere persoon recht trekt van het bankje onder het mom van “What doesn’t kill you makes you stronger”. Mensen weer op de been trekken... meestal is dat niet troostend.

Waarom denk je dat mensen het zo lastig vinden om troost te bieden?

Het geeft een goed gevoel om te troosten, we zijn er voor de ander en dat geeft ons betekenis. Maar het vraagt ook wat lef. Want als je mee in die pijn gaat, dan voel je zelf ook die pijn. Dan voel je zelf ook machteloosheid. Het refereert een beetje aan je eigen eindigheid, aan je eigen angsten. Je kan er niet vanuit gaan dat elke trooster daar elk moment van de dag klaar voor is of daar ruimte voor heeft. Je hebt ook als trooster recht om daarin aan te geven dat het nu even niet gaat. Ook dat is lastig.

Er zijn rouwenden die vertellen dat ze teleurgesteld zijn in wat iemand heeft gezegd of gedaan. Maar als ik dan zeg, “bekijk het eens zo of misschien bedoelde die dat zo,” dan gaat dat gevoel meestal snel liggen. De frustratie zit veel meer in “die heeft nooit iets van zich laten horen”. Daar zit veel meer verdriet, teleurstelling en pijn in.

Je geeft in je boek ook aan hoe belangrijk het is te kunnen vertellen over rouw en verlies, waarom is dat zo?

Dat heeft een neurobiologische basis, waarbij je linker- en rechterhersenhelften met elkaar in interactie gaan door het vertellen en dat is een vorm van verwerken. Daarnaast is het voor mensen ook heel belangrijk om het over de overledene te kunnen hebben, omdat ze hun geliefde op die manier dichtbij houden. Net zoals je over een fijne gebeurtenis als een festival of een kamp graag navertelt om de ervaring nog wat langer vast te houden, is dat bij de doden niet anders. Kunnen praten over iemand die er niet is, houdt hem dichterbij. Het haalt alle gevoelens van dankbaarheid en appreciatie terug naar boven, maar ook gevoelens van gemis. Het is vaak bitterzoet, maar dat wil niet zeggen dat je het er niet over wilt hebben. Bij alles wat ik zeg zijn er natuurlijk ook kanttekeningen: er zijn mensen die er liever niet over willen vertellen, maar dat is in mijn aanvoelen een minderheid en die zullen het aangeven als dat zo is.

Kan het helpen om in zo’n gesprek ook over je eigen verlies te vertellen?

De waarheid ligt in het midden en het is een delicaat evenwicht. Het gevaar aan de ene kant is dat je het verhaal gaat kapen en dat er geen ruimte meer is voor het verhaal van de andere. De ander heeft daar op dat moment niet veel aan. Aan de andere kant kan het ook helpend zijn als je op een authentieke manier aangeeft dat het verlies ook raakt aan je eigen ervaring en de keuze laat aan de andere om jou daar wel of geen ruimte voor te geven. Je kan bijvoorbeeld zeggen: “ik heb iets gelijkaardigs meegemaakt, mijn broer is gestorven, maar uiteraard is elk verhaal verschillend, dus hoe is het bij jou?” Dan haal je het aan en mag jouw verdriet mee in de kring zitten, maar dan moet het niet hét onderwerp worden.

Er zijn mensen die direct op zoek gaan naar lotgenoten en anderen hebben genoeg aan hun eigen verdriet en kunnen het verdriet van een ander er niet bij hebben. Zo zijn er mensen in rouw die liever alles zelf uitzoeken en geen tips willen, maar heb je ook rouwenden die er net veel aan hebben dat jij als een soort van referentiepersoon kan aangeven wat helpend kan zijn en wat niet. “Oh dat heeft voor jou geholpen? Ik heb daar al over gelezen, maar ik kon mij nooit voorstellen dat dat echt hielp. Dan ga ik dat ook eens proberen!” Gewoon vragen en aftasten, durf die zoektocht samen aangaan. 

“Rouw vraagt liefde, liefst in levenden lijve,” schrijf je. Waarom is fysiek contact zo belangrijk?

Die uitspraak slaat op onze sociale mediareflex waar we allemaal met een hartje reageren op een overlijdensbericht, zo ons medeleven betuigen en misschien nog een Whatsappje sturen nadien. Het is goed dat dat er is, ik ben er absoluut niet tegen en mensen voelen zich ook oprecht gedragen door die reacties, maar hiermee is de kous niet af. Als rouwende kan je niet overleven op kaartjes en Whatsappjes en heb je nood om de nabijheid ook letterlijk en lijfelijk te voelen, om de blik van de ander te zien.

Om te weten dat er ook mensen zijn die bij je in de zetel komen zitten en met wie je niet moet babbelen, maar op wiens schouder je kan uithuilen. Dus ga ook echt naar mensen toe. We moeten wel oppassen dat we niet allemaal in die eerste week daar staan om de feiten te bevragen en dat er na een week niemand meer komt, omdat de feiten bekend zijn en het te spannend is om langs te gaan want “die gaat toch alleen nog maar huilen en ik heb niets meer te vragen”. Er net dan fysiek zijn is heel waardevol.

Als vrijwilliger heb je een heel andere band dan een familielid of vrienden. Maar wat doe je als een zorgvrager die je kent geconfronteerd wordt met verlies? Hoe kan je dan nabij zijn?

De manier waarop je troost biedt hangt af van de band die je hebt met de zorgvrager. Misschien kan je hun hand vastpakken of een knuffel geven of over hun schouder aaien. En zelfs hoe je in de zetel of aan tafel zit, kan een verschil maken. Zit je normaal altijd tegenover elkaar, maar voelt dat nu raar? Dan kan je dat benoemen: “Ik vind nu dat we zo ver uit elkaar zitten, is het goed als ik me naast je zet?” Die metacommunicatie, het hebben over wat er aan het gebeuren is of over hoe je aan het communiceren bent, kan een hele handige tool zijn. Stel gerust vragen als je niet zeker bent, “heb je graag dat ik wat dichter bij kom zitten?”

Daarnaast denk ik dat de magische woorden “vertel eens” belangrijk zijn. Laat de zorgvrager vertellen en dan zie je wel wat er komt. De zorgvrager gaat misschien ook eerst beginnen met de feitelijkheden, want dat helpt ons om op verhaal te komen. Daarna kan je kijken of er ruimte is voor meer open vragen, zoals “wat doet dit nu met jou?”, “Op welke momenten ga je hem vooral missen?”, “Wat zijn voor jou hele waardevolle herinneringen? Heb je een manier om die vast te houden? Wil je die opschrijven?” Zo ga je op zoek naar manieren om te faciliteren en er te zijn tijdens hun rouwproces.

Onze vrijwilligers komen veel in contact met mensen die een verlies ervaren hebben, zoals verlies van gezondheid, zelfstandigheid of een eigen woning. In welke mate gelijkt of verschilt het rouwproces daar van het rouwproces na een overlijden?

Ik denk dat we in een tijd verzeild zijn geraakt waarin rouw een semantische inflatie ondergaat. We zijn dat woord te pas en te onpas aan het gebruiken, maar er is een fundamenteel verschil tussen een vrouw die last heeft van het legenestsyndroom omdat haar kinderen op kot zitten en een vrouw die rouwt om het overlijden van haar kind. Als we het legenestsyndroom ook rouw zouden noemen, dan voelt die vrouw die treurt om het overlijden van haar kind zich miskend in haar rouw. Als we zeggen ‘we zijn allemaal in collectieve rouw’ omdat er overstromingen zijn in Wallonië, dan denk ik niet dat dat klopt. We staan drie weken later echt anders op dan iemand die haar moeder heeft verloren.

Daarnaast denk ik dat we als individu ervaren dat als we iets rouw noemen, we dan meer aanspraak maken op steun en empathie van mensen. Dat geldt ook voor begrippen als trauma, narcisme etc. Het is ook een gevolg van sociale media en van het feit dat de termen die vroeger door de psychiater in het kabinet werden gebruikt, nu ook breder verspreid worden.

Verhuizen naar een woonzorgcentrum of een job verliezen is voor mij an sich geen rouw, maar ik denk wel dat mensen heel veel verdriet kunnen hebben om zo’n gebeurtenissen en dat hun verdriet ook erkenning en aandacht mag krijgen. In mijn boek met Joris Hessels noemen we dat een ‘klein afscheid’. Het grote afscheid is het afscheid bij de dood, maar er zijn ook andere vormen van afscheid nemen. Afscheid van mensen die er wel nog zijn, bijvoorbeeld. We willen dat geen rouw noemen, maar vinden het wel belangrijk dat er ook voor die ervaringen aandacht is. Praat daarover met elkaar, met je kinderen en laat ook kleine kinderen het hier over hebben. Over hun verdriet als een vriendje verhuist of als een knuffelbeer kwijt is. Laat ons dat alvast doen, dan gaan we er vast en zeker beter in zijn als het grote afscheid zich aandient.

Kan afscheid, naast verdriet, ook persoonlijke groei met zich meebrengen?

Het is heel wisselend en het is heel fijn als mensen dat meemaken, maar ik wil daar ook de kanttekening bij maken dat dat echt niet moet. Het lijkt een norm te worden, dat iedereen die een intense verlieservaring heeft daar een boek over schrijft, of een podcast over maakt of een monument opricht (lacht). Toch gaat het om een minderheid van de mensen. We moeten erover waken dat rouw geen prestatie wordt. Je moet niet per se groeien. Je grootsheid kan ook al zitten in geknakt toch verder leven en opstaan en er zijn voor je kleine kring. Dat op zich kan al heel mooi zijn. En dat moeten we waarderen.

Het kan voor mensen wel helpen om na te denken wat de gebeurtenis voor hen betekent en hoe ze het kunnen verweven in het verhaal van hun leven. Voor sommige mensen kan dat helpend zijn in hun rouwproces, want ‘dan heeft het toch nog zin gehad’. Rouw kan dus ook een drijfveer zijn om iets te veranderen in de wereld. Voor sommige mensen komt er een sluier over het leven en wordt alles vanaf dan flets en pastel, voor andere mensen wordt de sluier weggetrokken en worden de kleuren net veel helderder en hebben ze een veel duidelijker beeld van wat voor hen belangrijk is.

Dus ja, je kan groeien en je mag groeien en ik denk ook dat het voor mensen in een acuut rouwproces helpend kan zijn om te weten dat dat kan. Maar je bent ook echt niet slecht bezig als dat niet gebeurt.

Veel mensen vinden het moeilijk om ruimte te durven innemen en op eigen initiatief te vertellen over hun verlies. Hoe begin je daaraan en hoe maak je zoiets mogelijk voor de ander?

Je moet vooral jezelf de toestemming geven, daar begint het mee.  Dat kan heel letterlijk zijn: “Ik vind het moeilijk om te vragen, maar ik voel behoefte om het er nog eens over te hebben. Zie je het zitten om daar eens tijd voor te maken?” Mensen kunnen bijvoorbeeld teleurgesteld zijn als ze op de overlijdensdag van hun geliefde nauwelijks berichtjes krijgen. Daar kan je op anticiperen, door bijvoorbeeld in een Whatsappgroepje te sturen: “Ik begin het hier al een beetje te voelen want overmorgen is het de overlijdensdag.” Je helpt je vrienden om jou te steunen en je bereikt wat je wil: dat ze die dag extra aan je denken.

Zelf neem ik altijd verlof op 23 november, de overlijdensdatum van Casper. Toen hij vijftien jaar gestorven was, had ik daarover iets gedeeld op Instagram. Dat lokte veel reacties uit van mensen die zeiden “mag dat na 15 jaar nog altijd? Ik voel de behoefte wel om erover te spreken, maar ik dacht dat dat not done was na zo lang.”  Rouw is niet alleen nu, het is voor de rest van je leven. Je mag ook na al die tijd iets doen met de behoefte om dat te delen met anderen.

Ik heb op een bepaald moment een mail naar de vrienden van Casper gestuurd met de vraag “op welke manier is Casper nog aanwezig in jullie leven? Hoe herinneren jullie hem?” Na het versturen van die mail had ik een dubbel gevoel omdat ik meende dat ik dat voor mezelf deed terwijl anderen daar misschien geen boodschap aan hadden.  Maar ze hebben allemaal gereageerd en ze hebben me ook bijna allemaal bedankt voor die vraag. Het deed hen deugd om te vertellen, enerzijds omdat ze wisten dat dat mij en onze familie deugd zou doen, maar ook omdat het hen deugd deed om nog eens stil te staan bij hoe broos het leven is en om dankbaar te zijn met wat ze hebben. Dus waar ik begon met “sorry dat ik dit vraag”, kreeg ik vooral een “bedankt dat je dit vraagt” terug. 

Met het durven uitreiken hangt ook samen dat je bereid moet zijn om een nee te ontvangen. Dat als je iemand vraagt “Wil je met mij naar het Onument gaan en het hebben over het overlijden van mijn broer?”, de ander ook kan zeggen “ik vind het eigenlijk supermoeilijk, want een goede vriendin heeft nu ook kanker en als we gaan praten over het overlijden van jouw broer aan kanker, dan gaat dat mij zo diep raken. Ik vind het heel moeilijk om dat nu te doen.” Soms is er misschien zelfs geen uitleg bij. Maar het helpt als je ervoor open staat dat jij in jouw eerlijkheid ook een eerlijk antwoord kan krijgen dat niet altijd jouw gewenste antwoord is. 

Hoe hou je iemand nabij die gestorven is? In je boek heb je het bijvoorbeeld over het belang van rituelen.

Ik denk dat het samen zijn, samen dragen, je gedragen weten, heel belangrijk is. Rituelen kunnen daarbij een rol spelen. Ze kunnen eenmalig zijn, zoals een uitvaart. Maar er zijn ook cyclische rituelen, die elk jaar opnieuw gebeuren. Voor mij is 23 november zo’n belangrijk moment. Rituelen geven een houvast in een jaar dat anders voorbijraast of kabbelt.

Het is ook een beetje een moeilijk onderwerp, want wat is een ritueel nu juist? Het is een vaag begrip. Als jij elke morgen een koffie maakt, je buiten zet op een bankje en in je hoofd wat babbelt met je overleden vrouw en daarna begint aan de dag, dan is dat ook een heel mooi ritueel. Rituelen bieden ons voorspelbaarheid en houvast en maken ons zo wat rustiger.

De gezamenlijkheid hebben we ook nodig. Je kan daar elke morgen alleen zitten met je tasje koffie, maar het is wel fijn als je elk jaar op je vrouw haar verjaardag die koffie kan drinken samen met de kinderen en kleinkinderen. En dat er dan bijvoorbeeld nog eens iemand de taart bakt die zij altijd zo lekker maakte. Dat je samen die appeltaart eet en herinneringen bovenhaalt. Bewust stilstaan is ontzettend waardevol. Het is een cadeau aan jezelf en aan de mensen rond je.

Is dat waarom je ook met Onumentaal gestart bent?

Ik was op zoek naar een manier om mensen samen te brengen bij het Onument en iets zinvol voor hen te doen. Zo is Onumentaal ontstaan.

We komen met een twintigtal mensen samen die iemand verloren hebben en ze brengen hun lievelingstekst over rouw of troost mee. We beginnen met een kaars te branden voor de overledene die zij komen herdenken. Dat op zich is al een supermooi moment. Ik strijk de lucifer aan en dan vertellen ze voor wie hun kaars is.  Ze kiezen zelf hoeveel ze daarbij vertellen... Zo leren ze elkaar ook al wat kennen. Vervolgens zetten de aanwezigen zich per twee of per drie en lezen ze hun lievelingstekst aan elkaar voor. Dat is het opstapje om verder op verhaal te komen, met elkaar in gesprek te gaan over hun ervaring. Het opent direct harten en deuren en er gebeuren op die momenten hele mooie dingen.

Vaak gaan mensen elkaar later op de avond vanzelf opzoeken en nieuwe groepjes vormen. Wat daar het prachtige aan is, is hoe mensen elkaar kiezen. Een jong meisje wiens broer zelfmoord heeft gepleegd zoekt dan een bejaard koppel op dat hier is omdat hun zoon zelfmoord heeft gepleegd. Of iemand die vertelt dat hun kindje vijftien jaar geleden gestorven is raakt in gesprek met iemand die vorige week een kindje verloren is. Dat tijdsperspectief of dat generationele perspectief is bijzonder.

We eindigen op een manier die past bij de groep. De ene keer is dat in een kring, de andere keer staan we rond de kaarsen. Mensen kiezen zelf ook of ze de kaars willen uitblazen en blijven daarna vaak nog even plakken, omdat ze graag willen spreken met wie ze nog niet gesproken hebben. En als je dan hier rondkijkt, zie je een mix aan mensen die elkaar knuffelen en echt intens contact hebben. Ze zijn elkaar misschien zelfs al eens gepasseerd op straat, zonder te kunnen vermoeden hoe nabij, hoe gelijkend ze eigenlijk zijn.

Dit is een plek waar die nabijheid echt wordt ervaren. Ik merk ook dat de mensen er veel aan hebben. Ik zie hen op een andere manier, met andere schouders naar huis vertrekken, terwijl de feiten hetzelfde zijn. Dat is de kracht van een ritueel.

Meer inspiratie